Fitnesswoordenlijst
Hoeveel weet jij over fitness en beweging? Ontdek de definitietjes van de belangrijkste fitnesstermen.
Wanneer je regelmatig naar de fitness gaat, moet je ook weten hoe je er over moet praten. Ga van start door jezelf bekend te maken met enkele basistermen van fitness en beweging.
Aerobics. Herhaald gebruik van de grote spieren, waarbij de hartslag en ademhaling tijdelijk verhoogd wordt.
Balans. Het vermogen om het lichaam in evenwicht te houden terwijl je stilstaat of beweegt.
Balanstraining. Activiteiten die bedoeld zijn om het evenwicht uit te dagen.
Baselineactiviteit. Activiteiten van het dagelijkse leven zoals stilstaan of traag wandelen.
Lichaamssamenstelling. De verhoudingen van de magere massa (spieren, botten, vitaal weefsel en organen) en het vet in het lichaam.
Botversterkende activiteit. Lichamelijke activiteiten die een impact op de botten hebben en de groei of kracht ervan stimuleren. Gewichtheffen, lopen en touwtjespringen zijn enkele voorbeelden.
Cardiorespiratoir uithoudingsvermogen. Het vermogen om zuurstof en voedingsstoffen aan weefselen af te leveren over een bepaalde periode.
Duratie. Hoe lang het duurt om een bepaalde activiteit of oefening uit te voeren.
Training. Repetitieve lichamelijke activiteit om de fitheid of gezondheid van het lichaam te verbeteren of behouden.
Flexibiliteit. Het bereik van beweging dat mogelijk is bij een gewricht, of het vermogen om de gewrichten en spieren te gebruiken in hun volste bereik.
Flexibiliteitstraining. Oefeningen die bedoeld zijn om het bereik van een gewricht te verhogen.
Intensiteit. De hoeveelheid moeite die vereist is voor een activiteit of oefening.
Intervaltraining. Een oefeningsprogramma waarbij intense oefeningen worden afgewisseld met minder intense intervallen van herstel.
Isometrische oefening. Contractie van de spieren zonder verkorting van de spier, zoals bij het duwen tegen een onbeweegbaar object.
Levensstijlactiviteiten. Activiteiten die regelmatig in het dagdagelijkse leven voorkomen, zoals het beklimmen van een trap of wandelen.
MET. De afkorting voor metabolisch equivalent. Het metabolisch equivalent is een eenheid van energieafgifte, ook wel de metabolische kost, die een activiteit kost. Één MET is de energie die men verbrandt terwijl men zit.
Gemiddelde intensiteitsactiviteit. Lichamelijke activiteit die de hartslag en ademhaling doet versnellen terwijl men nog steeds kan praten.
Spierversterkende activiteit. Activiteit of oefening die bedoeld is om een of meerdere spiergroepen aan te spreken.
Spieruithoudingsvermogen. Het vermogen van de spieren om herhaalde contracties uit te voeren.
Spiersterkte. Het vermogen van de spieren om kracht uit te oefenen.
Lichamelijke activiteit. Eender welke activiteit die zorgt voor een extra uitgave van energie.
Lichamelijke fitheid. Het vermogen om dagelijkse routines uit te voeren zonder vermoeid te geraken.
Progressie. Een verhoging in de intensiteit, frequentie en/of duratie van een activiteit over een periode tijd.
Repetities. Het aantal keren dat een gewicht wordt opgehoffen.
Weerstandstraining. Oefening die weerstand aan de beweging toebrengt, zoals het heffen va gewichten of gebruik van stretchbanden.
Sterkte. Het vermogen van een spier of spiergroep om kracht uit te oefenen.
Hoge intensiteitsactiviteit. Lichamelijke activiteit die de hartslag en ademhaling doet versnellen tot op het punt dat men slechts enkele woorden kan uitspreken tot men buiten adem is.